Proceskosten en IE rechten en mogelijkheden tot verhaal van deze kosten.

Geschreven door Linda de Vries – i-ee. Advocatenkantoor Uitgeest
Artikel gepubliceerd op 18 juni 2014 www.photonmagazine.eu/proceskosten-en-ie-rechten

Een belangrijk onderdeel en afwegingspunt bij het starten van een gerechtelijke procedure tegen inbreukmakers is natuurlijk de kosten die hieraan verbonden zijn. Deze kosten en de mogelijkheid tot verhaal van deze kosten op de inbreukmakers staat centraal in dit blog.<Op 1 augustus 2007 is artikel 1019h Rv inwerking getreden. Op grond van dit artikel kan de in het ongelijk gestelde partij in IE zaken, waaronder auteursrechtelijke kwesties, worden veroordeeld in de vergoeding proceskosten van de in het gelijk gestelde partij. Onder IE zaken vallen zaken waarbij inbreuk wordt gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van een fotograaf. De veroordeling in de proceskosten is niet een absoluut gegeven. In het artikel zijn dan ook enkele nuances opgenomen. Zo komen alleen de kosten die redelijke en evenredig zijn in aanmerking voor vergoeding en alleen zolang de billijkheid zich niet tegen de vergoeding verzet. Maar welke kosten zijn redelijk en evenredig? Kosten gemaakt in het kader van een gerechtelijke procedure zoals deurwaarderskosten, de kosten van de advocaat en de overige kosten die de in gelijke gestelde partij hebben gemaakt vallen onder redelijke en evenredige kosten1. Daarnaast dient de billijkheid zich niet te verzetten tegen de vergoeding van de redelijke en evenredige kosten.De Nederlandse rechter heeft dus enige beoordelingsmarge met betrekking tot het toekennen van de proceskosten en maakt hiervan gebruikt. Binnen de huidige rechtspraak is er nog geen eenduidige lijn te vinden met betrekking tot de toepassing van artikel 1019h Rv en de beoordelingsruimte van de rechter.

Sommige rechters vergelijken bijvoorbeeld de gevorderde proceskosten van beide partijen. Deze vorderingen worden vergeleken en indien de hoogte van de in het gelijk gestelde partij lager uitvalt worden de proceskosten als redelijk en billijk geacht2.

Een andere manier van beoordelen van de proceskosten is gebruik te maken van de indicatietarieven. Deze tarieven worden gebruikt als richtlijnen voor wat als redelijk kan worden geacht voor zaken die bij de rechtbank in behandeling zijn. In oktober 2010 zijn laatstelijk de indicatietarieven vastgesteld3. Voor een eenvoudig kort geding wordt een maximum van € 6.000,- als redelijk geacht. Indien de ingebrachte proceskosten lager uitvallen dan het gestelde maximum in de indicatietarieven dan worden de gevorderde proceskosten redelijk en billijk geacht4.

Beide partijen kunnen argumenten aanvoeren waarom al dan niet afgeweken moet worden van de volledige proceskosten en/of de indicatietarieven. In die gevallen kijkt de rechter naar de omstandigheden van het geval. Worden er geen bezwaren geuit tegen de gevorderde volledige proceskosten, dan moet de rechter die ook toewijzen5.

Artikel 1019h Rv is een groot wapen in de strijd tegen inbreukmaker op onder andere het gebied van het auteursrecht. Het geeft de auteursrechthebbende om de kosten van een uiteindelijke rechtszaak eventueel te verhalen op de inbreukmaker. Het maakt het juist mogelijk om ook in kleinere zaken op te treden en rechten te handhaven waar dit eerder niet opportuun was in zaken waar de kosten van een procedure veel hoger zijn dan de schade geleden door de inbreuk.

De rechter heeft echter wel enige beoordelingsvrijheid bij het toepassen van het artikel. Deze vrijheid brengt met zich mee dat de rechter de gevorderde kosten kan matigen of het in reguliere civiel zaken gehanteerde liquidatietarief toe te passen. Dit is een aspect van het procesrisico waarmee de auteursrechthebbende rekening mee dient houden bij het aanbrengen van zaken bij de rechter.

1] MvT, kamerstukken I 2005/06, 30 392, nr. C, p. 2.
2] Rechtbank Amsterdam 28 april 2008, CV 07-26047 (Dijkstra v. SBS Broadcasting)
[3] Vindbaar op www.rechtspraak.nl
[4] Rechtbank Arnhem, locatie Nijmegen, 15 juni 2012, 792313/CV EXPL 11-8791/426/225.
5] HR 26 februari 2010, LJN: BK5756